Onderzoeksgroep TOR

TOR: onderzoek rond tijd, cultuur en maatschappij

De Onderzoeksgroep TOR (Tempus Omnia Revelat) werd in 1982 opgericht door een groep onderzoekers van de Vakgroep Sociologie van de Vrije Universiteit Brussel, met als doel onderzoek te voeren naar tijdsbesteding en temporele structuren binnen de hedendaagse maatschappij.

Doorheen de jaren verbreedde TOR zijn interessegebied van de sociologische studie van tijd naar  cultuurstudies in het algemeen. TOR doet fundamenteel en toegepast onderzoek naar verscheidene thema's, zoals tijdsbesteding, culturele trends in Vlaanderen, media, jeugdcultuur, onderwijs, levensloop en de sociale maatschappij. Doorheen de jaren heeft de onderzoeksgroep ook een uitgebreide ervaring en expertise in onderzoek en surveyonderzoek kunnen uitbouwen, en is betrokken bij verschillende grootschalige inter-universitaire en beleidsmatige onderzoeksprojecten.


Adresgegevens

Postadres:

Vakgroep Sociologie

Vrije Universiteit Brussel

Pleinlaan 2

1050 Brussel

Bezoekadres:

Karel Van Miert gebouw

Pleinlaan 5

1050 Brussel

2de verdieping


Tijdsbudgetonderzoek

Tijdsbudgetonderzoek met dagboekregistratie probeert het alledaagse handelen van mensen op een zo getrouw mogelijk manier in kaart te brengen. In een tijdsbestedingsonderzoek wordt aan de respondenten gevraagd alle gestelde handelingen en hun precieze tijdstippen en tijdsduur te noteren. Daarnaast wordt meestal ook nog extra informatie over de gestelde activiteit gevraagd, zoals met wie men de activiteit stelde, waar, hoe men de activiteit heeft ervaren, etc.

Het laatste grootschalige onderzoek rond de tijdsbesteding van Vlamingen dateerde reeds van 1966. Sindsdien is de TOR de enige onderzoeksgroep die systematisch en periodiek onderzoek voert naar de tijdsbesteding van de Vlaamse bevolking. Tot nu toe heeft de onderzoeksgroep drie tijdsbestedingsonderzoeken uitgevoerd in Vlaanderen; in 1999, 2004 en 2013.


Tijdsregistratie gedurende een week

In 1999 hield een toevallige steekproef van 1.474 Vlamingen tussen 18 en 75 jaargedurende één week een dagboekje bij. In 2004 hadden we een totaal van 1.780 respondenten, terwijl in 2013 3.260[1] respondenten deelnamen. De onderzoeksmethode van de onderzoek in 1999 en 2004 is ongeveer hetzelfde gebleven. Het geprinte dagboekje vormt het voornaamste meetinstrument bij tijdsbudgetonderzoek. De registratiewijze bleef onveranderd en gebeurt op een continue wijze. Dit betekent dat de respondenten, telkens ze van activiteit veranderen, de voltooide activiteiten registreren in hun dagboek. Om het invullen van de dagboekjes te vergemakkelijken en het gewenste detail van invullen te verduidelijken, gebruikten de respondenten een activiteitenlijst. Deze activiteitenlijst is in vergelijking met 1999 van 154 codes uitgebreid tot 163 codes. Voor de vergelijkbaarheid is hier geen enkel probleem omdat de nieuwe codes meer detail bevatten. 

De dagboekregistratie werd gekoppeld aan twee vragenlijsten. Deze vragenlijsten bevatten naast algemene indicatoren over tijdsbesteding, ook socio-demografische variabelen en opinievragen over maatschappelijke kwesties. De vragenlijsten werden in 2004 aangepast zonder afbreuk te doen aan de vergelijkingsmogelijkheden. Beide onderzoeken werden uitgevoerd door het onderzoeksbureau TNS DIMARSO en vonden allebei plaats tussen 15 april en 30 oktober. Het veldwerk werd onderbroken tussen 15 juli en 1 september om vertekeningen ten gevolge van de vakantieperiode te minimaliseren.


MOTUS (Modular Online Time Use Survey)

De distributie en analyse van papieren dagboekjes zijn echter een behoorlijke financiële kost, en ook voor de respondent vraagt het invullen van dit soort dagboekje een hele inspanning. Om deze problemen het hoofd te bieden besloot de Onderzoeksgroep TOR af te stappen van het klassieke ‘pen-en-papier dagboekje’ en dit te vervangen door een online dagboek, ontwikkeld door de vakgroep zelf. De onderzoeksmethode bleef grotendeels hetzelfde, maar wordt in de plaats van via pen en papier via het internet bevraagd. Via een brief werden potentiele respondenten uitgenodigd deel te nemen aan TOR13. In deze brief werd ook hun gebruikersnaam en wachtwoord meegegeven. Hiermee konden de respondenten inloggen op de hiervoor ontwikkelde website.

Voor de start van het dagboekje werd gevraagd een voorvragenlijst in te vullen met achtergrondkenmerken. Vervolgens had de respondent toegang tot het (online)dagboekje, maar kreeg ook de optie om een activiteitenlijst en notitieboekje te downloaden om zo zijn tijdsbesteding doorheen de dag bij te houden. Om deelname aan het online-onderzoek verder te vergemakkelijken, kregen respondenten een ‘oefenperiode’  (de eerste avond waarop zij toegang hadden gekregen tot hun dagboekje). Na het afsluiten van het dagboekje werd de respondent gevraagd een navragenlijst in te vullen met meer tijdsgerelateerde vragen, en zo het volledige onderzoek af te sluiten.

Aangezien TOR13 de eerste grootschalige proeftest was van het online-dagboek, werden participerende respondenten zo extensief mogelijk bevraagd. Naast het bijhouden van een (online) dagboek gedurende 7 dagen (net als in TOR99 en TOR13), werden respondenten ook op willekeurige wijze toegewezen aan extra modules (in verband met mediaconsumptie of transportgedrag). Via deze extra modules kregen respondenten extra vragen over deze onderwerpen toegewezen, wat zorgde voor een extra verrijking van onze dataset. De onderzoeksmethodologie en de onderzoeksinstrumenten van elk onderzoek worden gedetailleerd beschreven in het technisch verslag. 



[1] Op deze site heeft u toegang tot de temporele selectie van TOR13, die het mogelijk maakt de dataset van TOR13 te vergelijken met de gegevens van TOR99 en TOR04. De temporele selectie bevat de gegevens van 1.349 respondenten in 2013.