Variabelen

Geslacht

  • Man
  • Vrouw

Bevraging

In de vragenlijst werd naar het geslacht van de respondent gevraagd.

Hercodering

De indeling op basis van de vragenlijst werd integraal behouden.


Leeftijd

  • 18 tot en met 24 jaar
  • 25 tot en met 39 jaar
  • 40 tot en met 54 jaar
  • 55 tot en met 64 jaar
  • 65+ jaar

Bevraging

In de vragenlijst werd naar het geboortejaar van de respondent gevraagd.

Hercodering

De leeftijd werd gecodeerd op basis van het geboortejaar. De indeling in bovenstaande categorieën geeft belangrijke stadia in de levensloop aan. Tot de jongste groep behoren de jongeren, waarvan een deel nog naar school gaat of studeert en die vaak ook nog thuis inwonen. De tweede groep beschouwen we als de fase waarin een aantal verplichtingen voor de eerste maal opduiken: een huishouden vormen, een carrière uitbouwen en kinderen krijgen. De volgende levensfase is een fase waarin het huishouden een vaste vorm heeft gekregen, waarin men reeds een min of meer stabiele arbeidspositie heeft bereikt en waarin de kinderen reeds zijn opgegroeid. De groep van 55 tot 64 jaar zijn diegenen waar de gezinslasten een stuk minder zijn omdat de kinderen uit huis zijn en waarvan een beperkt deel zich nog op de arbeidsmarkt bevindt. Een laatste groep die onderscheiden wordt, is de levensfase na eventuele beroepsarbeid en bevat dus de oudste leeftijdsgroep uit onze steekproef.


Onderwijsniveau

  • Geen diploma of lager onderwijs
  • Lager middelbaar
  • Hoger middelbaar
  • Hoger niet-universitair
  • Universitair

Bevraging

Aan al iedereen werd in de individuele vragenlijst gevraagd naar het hoogste jaar onderwijs dat men met succes heeft beëindigd inclusief te studenten. De studiejaren werden gecodeerd aan de hand van een onderwijsschema met 45 verschillende studiejaren.

Hercodering

De studiejaren werden gehercodeerd in de volgende 5 categorieën: (1) geen opleiding of lager onderwijs, (2) lager secundair onderwijs (beroeps, technisch  of algemeen onderwijs), (3) hoger secundair onderwijs(beroeps, technisch of algemeen onderwijs), (4) hoger niet-universitair onderwijs en (5) universitair onderwijs. Iemand behoort pas tot een categorie als hij of zij alle studiejaren die tot deze categorie behoren met succes doorlopen heeft.


Arbeidssituatie (3 categorieën)

  • Niet werkend
  • Deeltijds werkend
  • Voltijds werkend

Bevraging

In de vragenlijst werd gepeild naar de huidige beroepstoestand. Indien men betaald werk verricht, werd er gevraagd of men dit beroep deeltijds of voltijds verricht.

Hercodering

Onder de hoofding ‘niet werkend’ ressorteren zowel respondenten die uitkeringsgerechtigd werkloos zijn als de studenten, respondenten op zoek naar een eerste werk, met ziekte of bevallingsverlof, met volledig verlof zonder wedde of loopbaanonderbreking, arbeidsongeschikt, met pensioen of respondenten die niet werken of voor het huishouden zorgen. Tot deeltijds en voltijds werkenden behoren ook personen op leer- of proefcontract, personen binnen een tewerkstellingsproject, personen die interimwerk verrichten en werkstudenten.

  

Gezinssituatie

  • Inwonend bij ouders
  • Alleenwonend
  • Eenoudergezin
  • Met partner zonder kinderen
  • Met partner met kinderen 

Bevraging

In de vragenlijst wordt gevraagd hoe het gezin van de respondent momenteel is samengesteld. Met gezin bedoelen we de mensen (partner of kind) die samen met de respondent onder één dak wonen.

Hercodering

De variabele wordt onderverdeeld in 5 categorieën. Een eerste categorie bevat respondenten die nog bij hun ouders inwonen. Deze respondenten hebben geen partner en geen kinderen. Personen die met hun partner en/of kinderen nog bij hun ouders inwonen, of waarvan de ouders inwonen bij het gezin van de respondent, behoren niet tot deze categorie maar wel tot categorieën 4 of 5. Een tweede categorie respondenten woont helemaal alleen. Een derde categorie woont niet samen met een partner, maar heeft wel inwonende kinderen. Een vierde categorie woont samen met een partner, maar heeft geen inwonende kinderen. Een laatste categorie woont ook samen met een partner maar heeft wel inwonende kinderen. Bij categorieën 1 en 3 tem 5 is het bovendien mogelijk dat er nog andere personen in het gezin zijn, zoals een ander familielid, een vriend of dergelijke.


Leeftijd jongste kind

  • Inwonend bij ouder(s) 
  • Geen kinderen of ouder dan 25
  • Jongste jonger dan 7
  • Jongste kind tussen 7 en 25

Bevraging

In de vragenlijst wordt gevraagd of men kinderen heeft, hoeveel van die kinderen nog inwonen en het geboortejaar van de inwonende kinderen. Ook op basis van het gezinsrooster in de gezinsvragenlijst kan men een classificatie maken. 

Hercodering

Er werd gekozen voor een indeling waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen respondenten zonder inwonende kinderen of kinderen ouder dan 25 jaar, respondenten waarvan het jongste kind jonger dan 7 is en respondenten waarvan het jongste kind tussen 7 en 25 jaar is. Kinderen die zelf nog bij hun ouders wonen zijn terug te vinden in de categorie 'inwonend bij ouder(s)'. Opmerking: geen inwonende kinderen kan betekenen dat men wel kinderen heeft, maar dat ze niet (langer) thuis wonen. 


Verstedelijkingsgraad

  • Sterk geürbaniseerd ( 500 inwoners/km²)
  • Middelmatig geürbaniseerd (tussen 100 en 499 inwoners/km²)
  • Landelijk (<100 inwoners/km²)

Bevraging

Van alle respondenten is de postcode van de woonplaats gekend. 

Hercodering

De gemeenten zijn gegroepeerd aan de hand van de typologie van de Belgische gemeenten naar verstedelijking, opgesteld door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. 


Algemene gezondheidstoestand

  • Zeer goed
  • Goed
  • Matig tot zeer slecht

Bevraging

In de vragenlijst werd gevraagd hoe respondenten hun gezondheidstoestand over het algemeen ervaren. De antwoordmogelijkheden gingen van ‘Uitstekend’ tot ‘Slecht’.

Hercodering

De meeste respondenten stellen dat hun algemene gezondheidstoestand goed tot uitstekend is. De meest negatieve categorieën werden omwille van het lage aantal respondenten samengenomen tot één categorie ‘Gaat wel tot slecht’. Dit was nodig om een nuttige interpretatie mogelijk te maken.

 

Tijdsdruk

  • Laag
  • Midden
  • Hoog

Bevraging 

Tijdsdruk kan beschouwd worden als de subjectieve ervaring dat de beschikbare tijd tekortschiet om te doen wat je zou willen of moeten doen. Tijdsdruk werd in de vragenlijst gemeten aan de hand van 14 stellingen rond de ervaring van tijdsdruk. Respondenten  gaven aan in welke mate ze akkoord of niet akkoord gingen. De stellingen hebben betrekking op het gevoel van tijdstekort, de ontevredenheid over de beschikbare tijd, de hoeveelheid ervaren verplichtingen, ambities ... en dat zowel in het algemeen als in de vrije tijd.

Stellingen:

1. Er wordt te veel van mij verwacht.

2. Ik raak nooit bijgewerkt

3. Ik heb nooit tijd voor mezelf

4. Een dag heeft te weinig uren voor mij

5. Ik moet dikwijls aangegane afspraken afzeggen

6. Ik moet meer doen dan ik wil doen

7. Ik heb geen tijd om de dingen te doen die ik moet doen

8. Er wordt meer van mij verwacht dan ik aankan

9. Vaak kom ik in mijn vrije tijd niet toe aan dingen die ik eigenlijk wil doen

10. Ik moet in mijn vrije tijd te vaak rekening houden met anderen

11. Ik kan me moeilijk ontspannen in mijn vrije tijd

12. Het kost me veel moeite om mijn vrijetijdsactiviteiten te plannen

13. Er zijn zo veel dingen die ik wil doen in mijn vrije tijd, dat ik heel vaak het gevoel heb tijd te kort te komen

14. Te veel van mijn vrijetijdsactiviteiten zijn versnipperd 

Hercodering

Deze 14 stellingen werden samengevoegd tot een somschaal gaande van 0 tot 100. Hoe hoger men scoort op deze schaal, hoe meer tijdsdruk men ervaart. Voor de tabellen werden de respondenten ingedeeld in 3 groepen van ongeveer dezelfde grootte, waarbij de eerste groep de minste tijdsdruk ervaart en de derde groep de meeste tijdsdruk ondervindt.